|
 |
bron: www.hisgis.nl |
Kadastrale kaart uit 1832 |
minuutplan 1832 / netteplan 1887 |
bron: Tresoar |
kadastrale percelen in 1832: |
H 314 huis en erf, H 315 scheepstimmerwerf, H 316 huis en erf |
kadastrale percelen in 1887: |
H 876 scheepstimmerwerf, H 877 huis en erf, H 878, huis en erf, H 879 huis en erf |
|
 |
bron: Leeuwarder Courant van 2 november 1852 |
|
Over de scheepshelling aan de Luts bij Balk van voor 1832 is bij mij niets bekend. De in Balk woonachtige vervener, rijksontvanger, schoolmeester, houthandelaar enz. Jelle Meinesz (1771-1848) was in 1832 eigenaar van de scheepshelling, de twee huizen en achterliggende weilanden. Scheepstimmerman Johannes Jakles Hulshoff (1803-1860) woonde en werkte op de werf aan het Tsjamkedykje te Harich. Ook scheepstimmerknecht Jan Tjibbeles van der Zee (1812-1890) woonde en werkte hier. Opmerkelijk is dat de scheepshelling volgens het woning- en bevolkingsregister van de gemeente Gaasterland bij Harich hoorde. In alle tot nu toe gevonden advertenties van de eigenaren en huurders van de scheepshelling wordt Balk gebruikt als locatie. Pas vlak na de Tweede Wereldoorlog gaat het buurtje De Helling, toen al een halve eeuw geen scheepswerf meer, officieel over naar de bebouwde kom van Balk. |
In 1852 wordt Johannes Jakles Hulshoff de nieuwe eigenaar van de scheepshelling. De werf wordt intensief gebruikt voor de bouw van nieuwe houten schepen, schepen worden er gerepareerd en schuitemaker Hulshoff handelt in gebruikte schepen. |
In 1865 maakt scheepstimmerman Jakle Johannes Hulshoff (1832-1884), de zoon van Johannes, een uitstapje. Hij koopt aan de Harichsterzijde in Balk, nu van Swinderenstraat 22, een winkelpand van geneesheer Cornelis Jan van Broekhuizen. Op 21 juli 1866 opent hij de deuren van zijn slijterij en handel in bieren, sterke dranken, likeuren en minerale wateren. Lang heeft dit avontuur niet geduurd. Al in 1868 verkoopt hij de zaak aan gepensioneerd hoofdonderwijzer en grossier Rein Gaukes Kuiken uit Balk. |
Het werk op de scheepswerf gaat gewoon door. Al wordt het wel moeilijker door de komst van stalen schepen. Voor zover ik nu kan nagaan heeft Janke Sjoerds van den Berg, de weduwe van Jakle Johannes Hulshoff, in 1883/1884 geprobeerd de werf te verkopen. En dat dat niet is gelukt, omdat haar tweede man, Theodorus Schutte, in 1906 de scheepswerf namens haar verkoopt aan Bauke Lyklema en Harmen Bosma. |
Scheepstimmerman Dominicus Jochems van der Werf (1832-1897) werkte ook op de werf. Het gezin van der Werf woonde in de periode 1865 - 1880 afwisselend op de wal, nu Tsjamkedykje 1, en op hun schip in de nabijheid van de scheepshelling. Vanaf 1880 gaan ze permanent in één van de woningen op de werf wonen. Rond 1900 wordt het steeds moeilijker een goed belgede boterham te verdienen met het reparaeren van houten schepen. Nieuwe schepen worden al lang niet meer gebouwd. Aanvankelijk werkten de zonen van Dominicus ook mee. Uiteindelijk is de werf in 1906 verkocht en ontmanteld. Brandstoffenhandelaar Bauke Lyklema gebruikt de loods voor opslag van zwarte brand. Het gezin Lyklema woont eerst nog op het schip. De woningen worden verhuurd. Rond 1916 betrekt Lyklema de rechter woning van het buurtje De Helling. In 1970 volgde de afbraak. Alleen de houten garage van Lyklema is onlangs afgebroken om plaats voor het nieuwe kantoor van Spaans Babcock. |
|
 |
bron: Leeuwarder Courant van 12 januari 1864 |
|
 |
 |
bron: Leeuwarder Courant van 21 augustus 1868 |
bron: Leeuwarder Courant van 1 maart 1872 |
|
 |
bron: Leeuwarder Courant van 25 december 1868 |
|
 |
 |
bron: Leeuwarder Courant van 1 maart 1872 |
bron: Leeuwarder Courant van 17 mei 1878 |
|
 |
 |
bron: Leeuwarder Courant van 10 april 1880 |
bron: Leeuwarder Courant van 9 januari 1882 |
|
 |
 |
bron: Leeuwarder Courant van 30 oktober 1882 |
bron: Leeuwarder Courant van 8 maart 1883 |
|
|
 |
 |
bron: Leeuwarder Courant van 16 april 1884 |
|
bron: Leeuwarder Courant van 16 mei 1884 >>> |
|
 |
prentbriefkaart 024-025 beschikbaar gesteld door Durk Wortman |
De scheepstimmerwerf van de gebroeders van der Werf aan de Meerweg rond 1900. Op deze plaats zijn later woningen gebouwd. Het groepje woningen werd in de volksmond De Helling genoemd. In de Luts vaart Sjirk Haga met een lading takkenbossen voor de bakkers in de wijde omgeving van Gaasterland. |
|
|
familie van der Werf |
|
Onderstaand verhaal is letterlijk overgenomen uit het familiealbum van de familie van de Werf. Het verhaal van Dominicus en Ane van der Werf scheepstimmerman op de scheepswerf "De Helling" . Het is geschreven in 1980. |
|
Bij de aanvang van het Tsjamkedijkje, waar de bebouwde kom van Balk eindigt, tegenover de boerderij van Trijntje Oostenburg, bevond zich vroeger het schiphuis van Popke Poppes, alsmede een apartement waar schippers en vreemdelingen zittende hun overtolligheden konden deponeren. Iets verderop lag de helling van Douwe (Dominicus) van der Werf. |
De grote en de kleine helling. Op de grote helling werden schepen van plm. 20 tot 30 ton gerepareerd. De kleine helling was bestemd voor kleinere vaartuigen, pramen, zeilboten enz. |
Douwe van der Werf, de hellingbaas, was breed geschouderd, kort en gezet en steeds goed gehumeurd. De kleine guitige ogen van deze goede mens straalde goedheid en welwillendheid uit. Eeuwig rookte hij uit een heel kort kalken pijpje en blies dan kringetjes rook de lucht in. Trots zijn grappige aard voerde hij voortdurend een scherp en bekwaam toezicht op zijn bedrijf. |
Zijn vrouw Reinskje was in veel opzichten zijn tegenbeeld. Zij was lang en mager en liep ietwat voorover gebogen. Haar wangen waren ingevallen en scherpe diepe lijnen lagen om haar mondhoeken. Zij was niet gemakkelijk maar offerde zich in letterlijke zin "van de vroege morgen tot de late avond" op voor haar gezin. De jongens "die vaak met veel lawaai langs de helling kwamen, als ze gingen zwemmen in het meer" noemden haar oneerbiedig "hellingwief", naar ik denk omdat ze deze knapen vaak op ongezouten manier in hun baldadigheid kwam storen. |
Het gezin bestond, naast vader en moeder , uit negen kinderen. Vijf jongens en vier meisjes. De jongens waren Joachim, Pier, Gooitsen, Joeke en Ane. De meisjes heetten Vogeltje, Gooikje, Sjoerdje en Marie. Behalve Joachim, die te makkum aan een scheepswerf werkte, waren de jongens allen werkzaam in het bedrijf van hun vader. het waren ruwe, maar eerlijke kerels, met door weer en wind gebruinde koppen. |
Zij werkten onder allerlei weersomstandigheden, bij hete zonneschijn, maar ook bij harde, koude wind, die heel guur vanuit het noorden of oosten over het Tsamkedijkje kon waaien. Zij waren veelal besmet met pek en teer en verrichten hun arbeid in vaak moeilijke houding. Niet zelden lagen ze op hun rug onder de schepen te breeuwen. Ze waren verschillend van aard en karakter, maar hadden dit gemeen, dat niets hun te moeilijk of te zwaar viel en hun ijver onbegrensd. |
Een hunner, Joeke (een beste vent) is tragisch om het leven gekomen. Het was op een zaterdagavond dat hij en zijn broers naar het dorp waren gegaan om zich te laten scheren. Er volgden drie zondagen aaneen. Maandags en dinsdag was het Kerstmis. 't was stormachtig weer. Bij hun thuiskomst woei Joeke een nog nieuwe pet van zijn hoofd en kwam in de Luts terecht. Toen ging Joeke "het was reeds lang duister"met een platte schouw er achter aan. Er stond een hoge golfslag. De schouw liep vol water en zonk. Joeke verdronk. |
 |
bron: Leeuwarder Courant 25 december 1894 |
Drie dagen werd naar hem gezocht en op de laatste der zondagen 's middags omstreeks drie uur, werd zijn lijk op enige afstand met een sleepnet boven water gehaald. Almaar weer in de dagen, dat men zoekende was, kwam zijn moeder naar buiten en tuurde wezenloos over de watervlakte, de tranen van haar ogen drogende. Wie kon haar smart peilen? God alleen. |
|
 |
foto 161-012 beschikbaar gesteld door Piet van der Wal |
|
De helling was een florisant bedrijf. Vele jaren "vanaf het vroege voorjaar tot laat in de herfst" lag er een schip op de werf. Alle schippers van Balk en omgeving kwamen er dokken, en dat waren er heel wat. Ook de kleine helling was meestal bezet. Op gestelde tijden werd ook de boeier uit het schiphuis van Poppe Sikkes gehaald en opgeknapt, geteerd en geschilderd en de dolfijn die het roer versierde kreeg een nieuw verguldsel. Gezeild met de boeier werd er echter nooit. In de grote schuur, die bij het bedrijf behoorde, stonden 's winters meestal een paar jollen op stapel. Ja, de scheepvaart en de visserij beleefden haar hoogtepunt. Later kwam de kentering. Het vervoer verplaatse zich van het water naar de wegen. De houten schepen moesten geleidelijk plaats maken voor die van ijzer en het bedrijf van die goede Douwe van der Werf ging moeilijke tijden tegemoet en was tot ondergang gedoemd. |
Het staat er zo eenvoudig alsof het de meest gewone zaak ter wereld gold., maar voor degenen, die bij het feit betrokken waren, was de aangelegenheid van diep ingrijpende betekenis. De zonen die tot dan toe bij vader gewerkt hadden moesten elders emplooi zoeken. Dat waren Pier, Gooitsen en Ane. Joachim werkte reeds lang elders en Joeke was tragisch om het leven gekomen. |
Gooitsen bleef te Balk en stierf op 2 januari 1941, datzelfde jaar stierf ook Joachim, die op een scheepswerf te Harlingen werk had gevonden. In 1942 stierven Gooikje en Marie. Pier was reeds in 1914 te Harich overleden. Pier zijn vrouw was reeds in 1909 overleden. Hij liet vier kinderen achter, waarvan de jongste nog maar vijf jaar oud was. De meesten van deze kinderen werden bij familie ondergebracht. |
We zien vaak het leven van de zogenaamde groten dezer aarde in pers en literatuur beschreven. Wie is groot in de ogen van God? Waarom zouden wij niet een greep doen uit het leven van de gewone arbeidende mens en vertellen over hem? Hoeveel moeite en zorgen, hoeveel inspanning kostte het (vooral 70 jaar geleden) aan de arbeider, die niets had aan te bieden dan zijn arbeidskracht, om een gezin op te bouwen en door de wereld te helpen. Het leven kon voor de meesten hunner keihard en meedogenloos zijn. |
Ane in zijn oude belapte kleding, besmeurd met teer en pek. Op zijn door de zon verbruinde kop droeg hij veelal een oude vilten hoed. Hij liep op zware klompen, voorzien van de nodige krammen. Lichamelijk geleek hij op zijn moeder, maar in zijn aard meer op zijn vader. Van hem kregen de kinderen, als ze geholpen hadden een schip op de helling te draaien, ter beloning een stuk pek op te kauwen. |
De helling verdween en ook Ane moest elders werk zoeken. Hij zocht en vond het in Duitsland. Het betekende afscheid nemen van de hem dierbaar geworden omgeving. Hij zou voortaan de zon niet in de Luts zien schijnen. Vaarwel helling, vaarwel Tsjamkedijkje, vaarwel Slotermeer, vaarwel Balk. Van 1905 tot 1917 werkte hij in Duitsland, in het Ruhrgebied te Essen. Eerst bij een houthandel en nadien enige jaren in het bos van villa Hugel van dr. Alfred Krupp. Toen werd tijdens de eerste wereldoorlog ook in Duitsland de toestand precair en Ane keerd met zijn gezin naar Friesland terug. Hij vond arbeid aan een scheepswerf te Makkum waar hij verbleef tot 1924. Daarna vestigde hij zich te Bedum waar hij op Goede Vrijdag van het jaar 1953 stierf. Ane had 10 kinderen ( een jongetje stierf in Duitsland). Er zijn nu (1980) nog zeven van zijn kinderen in leven. |
Ja, het leven van Ane van der Werf was een leven vol zorgen en moeite, maar hij heeft een goede strijd gestreden. |
Wanneer ik mijn ogen sluit, zie ik weer de helling. Ik ruik weer teer en pek, ik zie weer schippers, ik zie weer het Tsjamkedijkje, ik zie weer het ouderlijk huis met de fruitboom voor de gevel. Ane lacht me toe en geeft me stuk pek, ik hielp een schip op de helling draaien. |
|
|
|
|
 |
 |
bron: Leeuwarder Courant van 19 oktober 1906 |
|
|
bron: Leeuwarder Courant van 11 november 1907 >>> |
|
 |
bron: archief gemeente Gaasterland |
Architect Tiede Tijsses Tijsma maakt een plan voor het uitbreiden van de kleine woning links op foto 161-012 voor de broers Pier en Gooitzen van der Werf |
bouwvergunning verstrekt op 3 maart 1909: voorgevel, plattegrond, doorsnede |
|
 |
 |
bron: Nieuwsblad van Friesland van 17 september 1917 |
bron: Balkster Courant van 2 oktober 1917 |
|
 |
Op de foto Harmen Hoogeveen (1891-1970) zittend op het hek en Fetje Hoogeveen - Veldhuis (1886-1952) met dochter Antje op de arm. Fetje Veldhuis was op dat moment zwanger van hun tweede dochter Martzen. Martzen (Matsje) is geboren op 10 januari 1922 dus de foto is genomen in de late herfst van 1921. |
|
 |
foto 200-022 archief gemeente Gaasterlân-Sleat |
Achter op de foto staat: "ons huis op de helling circa 1924". Op de deurpost staat H 97 = Harich 97. De twee kinderen zijn dan hoogstwaarschijnlijk Antje en Martsje Hoogeveen. |
|
 |
foto 003-208 beschikbaar gesteld door Berend Bakker |
Het schip "De nieuwe zorg" (46 ton) van Hisse Lycklema voor de wal in de winter van ?? |
|
 |
foto 003-207 beschikbaar gesteld door Berend Bakker |
|
 |
foto 003-210 beschikbaar gesteld door Berend Bakker |
Het schip voor de wal is "De Nieuwe Zorg" (46 ton) van Hisse Lyklema. Het schip is in gebruik geweest bij de familie Lyklema van 1922 tot circa 1968. Het schip vaart nog steeds. Het is omgebouwd tot jacht. |
De vrouw op straat is Aaltje Kuiper (1904-1982) getrouwd met Marten Lyklema (1899-1965). Daarachter is nog net de arm te zien van Antje van Randen, de vrouw van schipper Hisse Lijklema. Marten Lijklema was van 1940 tot 1959 concierge van het gebouw van Christelijke Belangen aan de Meerweg. |
|
 |
foto 213-002 beschikbaar gesteld door Bokke Lijklema |
De woning van de familie Lijklema met rechts op de achtergrond de loodsen van de firma Spaans |
|
 |
bron: Friese Koerier van 1 maart 1969 |
Ut 'e lapekoer; geschreven door D.M. van der Woude in 1969 |
D.M. van der Woude is het pseudoniem voor Douwe Miedema (1901-1978). Het gezin Miedema woonde van 1909 tot 1913 aan het Tsjamkedykje op de Helling. Vader Miedema werkte op de Volharding van Meinesz. |
 |
foto 200-017 archief gemeente Gaasterân-Sleat |
|
 |
bron: Leeuwarder Courant van 1 oktober 1970 |
|
 |
foto 200-227 archief gemeente Gaasterlân-Sleat |
En toen was er geen Helling meer. |
|