|
Op 5 maart 1853 vertrekt de 17-jarige timmerleerling Wytze Hoogeterp naar Nieuwediep bij Den Helder, waar hij "in dienst gaat bij den Marine". |
|
bron: woningregister Gaasterland 1849 - 1859 blad 5; huisnummer Balk 3a / 4 |
|
|
bron: gemeente-atlas van Nederland uit 1868 ontworpen en getekend door Jacob Kuyper (1821-1908) |
Nieuwediep was en is nog steeds de Marinehaven van Nederland in Den Helder. |
|
|
bron: www.regiocanons.nl |
Den Helder en het Nieuwediep anno 1793 |
|
Tot drie keer toe overleeft matroos Wytze Hoogeterp uit Balk een schipbreuk. Van de laatste in 1865 met de bark Joan Melchior Kemper is een compleet verslag terug te vinden in de kranten uit die tijd. Hieronder volgt een chronologisch overzicht van die laatste reis. |
|
De laatste reis van de bark Joan Melchoir Kemper te water gelaten in 1853 te Papendrecht. |
|
|
|
|
bron: Rotterdamsche Courant van 16 juli 1853 |
|
Bij het schilderij: Jacob Spin zal deze aquarel gemaakt hebben ter gelegenheid van de oplevering van het te Papendrecht gebouwde schip. Het ligt voor Rotterdam, maar is eigendom van een Amsterdamse rederij en de collegevlag verwijst naar het college Zeemanshoop te Amsterdam, nummer 537, welke vlag van 1853 - 1855 werd gevoerd door kapitein Schaaf. |
Het houten schip met drie masten werd gebouwd op de scheepswerf "De hoop geleidt ons" van Cornelis Jansz Smit te Papendrecht. Het was 32,69m lang, 6,23m breed en 4,67m diep. |
De eigenaren van het schip waren in augustus 1853: Cornelis Smit, Alblasserdam (12/40e part)
C.N. (?) van Valkenburg, ‘s-Gravenhage (2/40e part)
Zach. Kemper, Amsterdam (2/40e part)
G.L. Walkart, Amsterdam (2/40e part)
firma Bontekoning & Aukes, Amsterdam (2/40e part)
firma Schimmelpenninck & Kruimel, Amsterdam (2/40e part)
Mej. C.H. Koenen, Amsterdam (2/40e part)
Jhr.J. de Bosch Kemper, Amsterdam (2/40e part)
Erven W. van Heukelom, Amsterdam (4/40e part)
Firma Boissevain & Co., Amsterdam (8/40e part) |
|
bron: Stichting Maritiem Historische Databank |
|
Joan Melchior Kemper (Amsterdam, 26 april 1776 - Leiden, 20 juli 1824[1]) was een Nederlands politicus. |
bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Joan_Melchior_Kemper |
|
|
bron: Algemeen Handelsblad van 6 september 1864 |
|
|
|
|
bron: Rotterdamse Courant van 7 december 1864 |
|
|
<<< bron: Nieuwe Rotterdamse Courant van 7 december 1864 |
|
|
|
|
bron: Java-Bode van 18 januari 1865 |
Op 9 december 1864 lag de Joan Melchior Kemper zeilklaar voor de rede van Texel. |
|
|
bron: Rotterdamsche Courant van 30 maart 1865 |
|
Op 29 januari 1865 werd de Joan Melchior Kemper gepraaid op de Atlantische Oceaan ter hoogte van Brazilië. |
|
Waarschijnlijk heeft het schip rond de Kaap de Goede Hoop gevaren. Dat was in die tijd de gebruikelijke route richting Nederlands Indië. De Joan Melchior Kemper komt op of voor 15 april 1865 aan in Batavia. |
|
|
bron: De Tijd van 20 mei 1865 |
|
De reis gaat verder naar het uiteindelijke doel, Japan. Op 11 juni 1865 komt de Joan Melchior Kemper aan in Nagasaki in het zuidwesten van Japan. Tot 1859 was Desima, een kunstmatig eiland in de baai voor de haven van Nagasaki, de enige handelspost met het Westen (VOC). Daarna kwam er een vrijer handelsverkeer opgang met Japan. |
|
bron: Algemeen Handelsblad van 31 augustus 1865 |
|
|
bron: google maps |
Op 19 juli 1865 kwam de Joan Melchior Kemper aan in de haven van Yokohama, in het noordoosten van Japan. |
|
bron: Opregte Haarlemsche Courant van 4 oktober 1865 |
|
Op 2 september 1865 vertrok de bark weer richting Nagasaki, waar het op 10 september 1865 zonk in de baai van Nagasaki. Er was één overlevende, de 29 jarige in Balk geboren matroos Wytze Hoogeterp. |
|
bron: Opregte Haarlemsche Courant van 11 december 1865 |
|
Een paar maanden later konden de Nederlanders in de verschillende kranten lezen over de overlevingstocht van Wytze. |
|
bron: Nieuwe Rotterdamsche Courant van 22 februari 1866 |
|
De schipbreuk der Nederlandse bark JOAN MELCHIOR KEMPER. |
Gelijk bekend is, heeft de JOAN MELCHIOR KEMPER de 10e september schipbreuk geleden t.h.v. Nagasaki. Wij ontvangen thans het volgend verslag van de scheepsramp, gelijk het door de Nederlandse Consul te Nagasaki is opgemaakt, op grond van verklaringen van de enig overgebleven opvarende, de matroos Wietze Hoogeterp, geboortig uit Balk in Friesland: |
|
Op zaterdag 2 september 1865 vertrok het barkschip JOAN MELCHIOR KEMPER, te 8 uur in de morgen van de rede van Yokohama, bestemd naar Nagasaki; omstreeks 4 mijl van Yokohama, t.h.v. Kaap Kamisahie, deed de gezagvoerder ankeren wegens windstilte en stroom. Gedurende de daarop volgende nacht, ongeveer te 2 uur, werd de JOAN MELCHIOR KEMPER aangezeild door een Japanse prauw, waardoor de fokkera, de kruiszaling en enige brassen braken, hetgeen dadelijk hersteld werd; bij het aanbreken van de dag van de 3e september werd het anker gelicht en de reis vervolgd. (Wind NO). De tocht werd zonder bijzondere voorvallen voortgezet tot op zondag 10 september 1865, toen het schip zich voor de ingang van de Baai van Nagasaki bevond; er was geen gelegenheid naar binnen te zeilen, daar het hard uit het OZO woei. De gezagvoerder deed klein zeil maken en hield ’s morgens te 11 uur om de zuid, over die boeg de zuidelijke winden afwachtende, om daarmee de baai binnen te lopen. |
|
De wind wakkerde die dag aan tot zware storm uit het OZO en er viel veel regen; ’s middags te 4 uur werd land gezien aan lij; het waren de Gotto Eilanden; Hoogeterp schat de afstand van het schip toen op een halve Duitse mijl van de wal. De kapitein gaf bevel tot het bijzetten van zeilen, om zo mogelijk van de wal af te houden; de volle marszeilen, het groot stengstagzeil, het groot zeil en de kluiver werden bijgezet, maar de kluiver vloog weg onder het hijsen en de grote schoot raakte los, waardoor het grootzeil stuk sloeg. Bij het uithalen van de twee laatstgenoemde zeilen helde het schip zwaar over, door welke sterke beweging de kiezelballast (er bevond zich 100 last ballast aan boord) naar stuurboordzijde stortte en daardoor het schip plat op stuurboordszijde neerviel, het roer uit het water. De gezagvoerder deed door de equipage alle pogingen aanwenden om de ballast over te schieten naar bakboord; na vruchteloze pogingen bleek dit echter ondoenlijk te wezen en riep de gezagvoerder boven het achterluik, dat de bemanning naar boven moest komen om zich zo mogelijk te redden. De equipge kwam naar boven en kapte de sloep, giek en grote boot uit de sjorrings; deze drie boten werden door de golven onmiddellijk verbrijzeld. De opvarenden kapten daarna de sjorrings van de barring, ten einde zo mogelijk zich van de losse sparren in geval van groter ramp te kunnen bedienen om aan wal te komen. Daarna begaf de gehele equipage zich aan bakboordszijde van het schip; het kan alstoen ongeveer half vijf geweest zijn. |
|
In deze positie dreef het schip landwaarts; tot nagenoeg half zeven duurde die toestand voort; op dat opgenblik was het schip op circa 10 scheepslengten van een grote, midden uit zee oprijzende naakte rots. Het schip nu ruim 2 uur op de stuurboordszijde gelegen hebbende, wentelde zich al meer en meer om; de kiel kwam boven en de JOAN MELCHIOR KEMPER verdween in de diepte der zee. |
|
Hoogeterp sprong van het roer in zee en boven komende greep hij de spiegelplank, daarop bleef hij enige ogenblikken drijvende en greep een waarloze bramsteng; waaraan hij zich vastklemde; een lege bultzak spoelde hem op het hoofd; hij greep die en bond zich daarmee aan de bramsteng vast, waardoor hij het gebruik van zijn handen vrij kreeg en door enig stuur aan de steng te geven, kon voorkomen, dat de golven hem tegen bovengenoemde rots verpletterden. Op die steng liggende, zagf hij aan zijn rechterzijde en dicht bij zich een stuk hout, waaraan zich vier man hadden vastgeklemd; hij herkende de 2e stuurman Harre, de bootsman, de matroos Heijler en de scheepsjongen Louis ….. |
|
Op de steng, waarvan hierboven sprake is, dreef Hoogeterp naar zijn gissing gedurende acht uren rond, en werd voor het daglicht van de 11e september aanbrak op het strand geworpen te Ahora, alwaar hij door een Japannees werd opgenomen en gehuisvest. ’s Morgens tegen 9 uur van de 11e september kwamen Japanners hem meedelen, dat zij drie lijken en een kistje inhoudende seinvlaggen, hadden gevonden, en werden bedoelde lijken door Hoogeterp herkend, als die van de 2e stuurman, de bootsman en de matroos Heijler. Het lijk van de jongen Louis … werd niet gevonden; de drie aangespoelde lichamen waren door aanraking met de rotsen met wonden overdekt. |
|
Bij de Japanezen te Ahora verbleef Hoogeterp drie dagen, gedurende welke tijd de drie gevonden lijken werden begraven in het kreupelhout onder bladeren en riet; na drie dagen werd Hoogeterp overgebracht naar het nabij gelegen dorp Hinosima, alwaar hij verscheidene dagen bleef. Zondag de 17e september werd Hoogeterp uitgenodigd om te Ahora de vroeger gevonden 3 lijken te gaan kisten, hetgeen geschiedde; daarmee bezig zijnde werd aan het strand gevonden een dekwasbalie; op het droge gehaald zijnde, werd het lijk van kapt. J. de Vries in een liggende houding in deze tobbe gevonden; de Japanezen zonden een boot naar Hinosima tot afhaling van een vierde kist, voor het lijk van de kapitein. Deze vier lijken werden in een voorlopig graf gedeponeerd en ging Hoogeterp terug naar Hinosima, alwaar hij steeds met grote menslievendheid door de Japanezen werd bejegend. Zaterdag de 23e september, ’s morgens om 8 uur, ankerde voor Hinosima de Engelse kanonneerboot BUSTARD, kapt. R. Adams, komende van Nagasaki, alwaar enig rapport van het vergaan van een schip was ontvangen en van waar de kanonneerboot op ontdekking werd uitgezonden. |
|
De gezagvoerder van de BUSTARD had Japanse tolken en officieren aan boord, en na enige onderhandelingen met de plaatselijke autoriteiten van Hinosima, werd besloten dat de vier lijken op de Gotto Eilanden achter gelaten konden worden. Door de zorg van kapt. R. Adams werd een groot graf gedolven en in de namiddag werden de lijken op plechtige wijze ter aarde besteld, en werden door kapitein Adams de gebruikelijke godsdienstige plechtigheden daarbij verricht.
De 24e september 1865 heeft Hoogeterp zich met het weinige aangespoelde goed en de geredde kist vlaggen, aan boord van de kanonneerboot BUSTARD ingescheept en vertrok per die gelegenheid naar Nagasaki, hebbende op die reis aan de Engelse gezagvoerder zo goed mogelijk de plaats aangeduid alwaar het onheil aan de JOAN MELCHIOR KEMPER is overkomen. |
|
|
bron: rijksmuseum te Amsterdam |
Bij terugkomst in Rotterdam na zijn wonderbaarlijke redding had matroos Wytze Hoogeterp het idee om een soort fonds op te richten voor de familieleden van de verdronken bemanning van de Joan Melchior Kemper. De kunstenaar Georges Johannes Hofmann (1833-1873) uit Den Haag schilderde het tafereel van de ondergang van het schip. Aangezien een schilderij maar één keer verkocht kon worden werd een kleurenlitho gemaakt door Adrien Canelle (1819-18??) bij drukkerij S. Lankhout te Den Haag. De afdrukken hiervan werden verkocht. Eén van de kopers was Hare Majesteit de Koningin en Hare Koninklijke Hoogheid Prins Frederik en Prins Hendrik die tegen een flinke som een litho bestelden. Het Rijksmuseum in Amsterdam heeft een originele kleurenlitho in haar collectie. |
|
Schipbreuk van het barkschip Joan Melchior Kemper bij de baai van Nagasaki, 10 september 1865. Het schip in zwaar weer tussen de rotsen voor de kust. Enkele drenkelingen klampen zich vast aan wrakhout in het water, op de voorgrond de enige geredde opvarende Wietze Hoogeterp die zich vastklampt aan een scheepsbord met het opschrift 'P&B JMK' |
|
|
|
bron: Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage van 18 juni 1867 |
|
|
bron: Fries Scheepvaartmuseum |
klik op de afbeelding voor het complete gedicht |
|